Peter Kupers - 3 oktober 2019
BEGRIPSDENKER | BEELDDENKER |
---|---|
Kijken vanuit één gezichtspunt | Kijken vanuit verschillende punten – 360 graden rond |
Nadruk op logisch denken. | Nadruk op de intuïtieve aanpak. |
Lossen problemen op door bewuste redeneringen. | Lossen problemen op door gebruik te maken van wat automatisch door ervaringen is geleerd. |
Verbaal: informatie wordt gecodeerd in symbolen, bijv. woorden en cijfers. | Eerder non-verbaal: informatie bestaat uit beelden, 'filmpjes', allerlei zintuiglijke ervaringen. Een verhaal vertelllen ze vnl. met behulp van beelden en/of metaforen. |
Reactie/gedrag wordt bepaald door wat als logisch samenhangend en correct wordt beschouwd. | Reactie/gedrag wordt bepaald door of iets een (on)aangename gewaarwording oproept. |
Minder door emoties en begeerten aangestuurd. | Meer emotioneel geladen. Vaak persoonlijk sterk emotioneel geraakt worden door de dingen die in zijn/haar omgeving gebeuren ook al is hij/zij zelf geen betrokken partij. |
Oorzaak-gevolg relaties tussen prikkel, respons en resultaat. | Associatief denken: in één oogopslag ingewikkelde situaties overzien en die met elkaar in verband brengen. Het ene beeld roept alweer een volgend beeld op. Dat kan leiden tot hoogst originele oplossingen waar een ander nooit opgekomen zou zijn. Het is lastiger om snel de juiste woorden te vinden om te vertellen waar ze naartoe willen. De juiste woorden komen slechts met een snelheid van 2woorden/sec. Door dit tijdsverschil, zitten ze met hun gedachten al verder in hun redenering dan het element waarover ze spreken. |
Gedrag wordt beïnvloed door bewuste beoordeling van gebeurtenissen. | Gedrag wordt beïnvloed door automatisch opkomende herinneringen en gevoelens. |
Analytisch, lineair, opeenvolgend, stap voor stap, een snoer rijgen van feiten die tot een conclusie leiden. | Holistisch, synthetisch, alles tegelijkertijd, het geheel overzien, oplossing lijkt uit het niets te komen. |
Energie-intensieve verwerking van informatie en in staat tot uitstellen van acties, hetzij kortdurig of langdurig. | Snelle verwerking van informatie: gericht op onmiddellijke actie, impulsief. |
Logica en bewijsvoering is nodig voor validatie | Ervaren is geloven. |
Geven beheerste indruk en logische opbouw van wat ze willen vertellen. | In gesprekken bruisen ze van energie. Dikwijls een niet te stoppen stroom van ideeën en informatie. |
Stap voor stap werken en problemen oplossen. Houden van orde, regelmaat en structuur. Ze houden zich aan de regels, leren volgens het boekje, maken planningen en houden zich eraan. | Ze zien het dikwijls groot omdat ze er vanuit hun kijk op het geheel, allerlei zaken lijken bij te halen. Ze springen van de hak op de tak. Hierdoor lijkt hun verhaal chaotisch en onoverzichtelijk voor personen die graag stap voor stap werken. |
BEGRIPSDENKER | BEELDDENKER |
---|---|
Ideeën daadwerkelijk uitwerken of een project tot een goed einde brengen. Als iets af is, dan is iets af. | Ideeën daadwerkelijk materialiseren is moeilijker omdat er steeds weer nieuwe ideeën in hun hoofd opduiken. Waardoor alles constant in verandering is. Op elk moment ontstaan er weer nieuwe elementen of verbeteringen in hun brein. |
Heeft het makkelijk om te functioneren in organisaties met strikte processen, procedures en een strakke hiërarchische structuur die strikt gevolgd dienen te worden. Dit geeft hen houvast. | Hebben het lastig om te functioneren in organisaties met strikte processen, procedures en een strakke hiërarchische structuur die strikt gevolgd dienen te worden. Dit geeft hen extra stress. |
Ze voelen niet aan. Ze denken lineair en niet in processen. | Onmiddellijk in processen zien of aanvoelen waar de dingen fout gaan. Zelden zijn ze in staat om kort en bondig uit te leggen waarom dit zo is. |
Kunnen zich goed aan de tijd houden. Hechten meer belang om zich aan een afgesproken timing te houden. | Totaal opgaan in zijn/haar activiteiten en op deze manier alle gevoel van tijd uit het oog verliest. Ze komen dikwijls te laat en/of hebben alle tijd voor afspraken. |
Begripsdenkers zien de samenhang pas later. | Snel grote lijnen zien, helicopterview hebben. |
Ze kunnen zich schriftelijk goed uitdrukken. | Ze kunnen zich schriftelijk minder goed uitdrukken: te kort of te uitgebreid. |
Ze vertellen kort en bondig wat ze te vertellen hebben. Dikwijls minder inspirerend en motiverend, maar droger. | Doordat beelddenkers in relatief veel dimensies denken, stelt dat extra eisen aan hun vermogen om het goed uit te leggen. Een beelddenker ‘ziet’ een idee of een oplossing voor een probleem ruimtelijk voor zich. Hij/zij kan er in gedachten omheen lopen, in gaan zitten, enz. Dus begint de beelddenker de gesproken uitleg ergens in die ruimtelijke denkstructuur. Terwijl hij/zij de woorden van het verhaal kiest en tot zinnen rijgt, schieten de plaatjes van andere relevante aspecten door het hoofd. Dan worden zinnen niet afgemaakt, het perspectief van de uitleg wisselt onaangekondigd. |
Zeer overzichtelijk en stapsgewijs tewerk gaan. Stap voor stap iets uitleggen, logische opbouw, zich aan de lineariteit houden. Goed te volgen door anderen. | Het groot zien omdat ze vertrekken vanuit een totaalbeeld van de situatie. Een stap voor stap of lineaire denker ervaart dit alsof ze er allerlei andere elementen bij halen die er niets toe doen. Hierdoor lijkt het verhaal chaotisch en onoverzichtelijk. Gedachtesprongen die voor anderen niet te volgen zijn. |
Alles onderwerp per onderwerp (of vak per vak) leren. | Steeds op zoek naar de onderlinge verbanden. Ze kunnen pas starten aan een opdracht, als ze het overzichtsbeeld zien en de onderlinge verbanden duidelijk zichtbaar zijn. |
Ze horen een woord en dat blijven woorden en geen beelden. | Ze horen een woord en dat worden beelden of andere zintuiglijke sensaties. Die beelden moeten weer vertaald worden naar woorden. En als men dan uiteindelijk praat is er al een hele tijd verstreken. |
Kunnen goed luisteren. Niet ruimtelijk ingesteld. | Visueel, maar daarnaast ook ruimtelijk ingesteld. Ze werken het liefst met hun ogen en hun opgedane ervaringen. Luisteren is nooit hun sterkste kant. De ogen gaan voor de oren. |
Weinig moeite om de juiste woorden te vinden. | Meer moeite met de ‘vertaling’ naar de juiste woorden. Vaak hoor je ze dan ook praten in termen als: “dinges, je weet wel”. In hun hoofd zien ze het beeld, het plaatje, maar het bijpassende woord kunnen ze zo snel niet vinden. Ditzelfde zou kunnen gelden voor getallen. Ze reageren te snel bij het eerste het beste woord en luisteren niet meer verder. |
Goede uitleg geeft resultaat. Ze organiseren zich na de uitleg zelf wel om het doel te bereiken. | Gebaat met korte, duidelijke opdrachten/ afspraken. Hulpmiddelen als briefjes, agenda’s en planborden willen ook wel eens helpen. |
Bedankt voor jouw bericht.
Je ontvangt zo snel mogelijk een reactie van ons.